Op een aantal plekken in onze scriptie is naar voren gekomen dat de architect een belangrijke rol zou kunnen vervullen bij het voorkomen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Tijdens één van de cursussen die Pieter gaf, was er ook een werkvoorbereider die (een gedeelte van) de architectenopleiding had gedaan. Deze persoon gaf aan dat in de opleiding geen enkele aandacht voor veiligheid is, laat staan voor gevaarlijke stoffen. Dit triggerde ons toch wel een beetje want, inderdaad: de architect zou een cruciale rol kunnen spelen in de ontwerpfase van een bouwproject. We hebben daarom contact gezocht met een architect uit onze kennissenkring en hem een aantal vragen voorgelegd. Ook hij gaf aan dat in de opleiding creativiteit centraal staat en niet zaken zoals veiligheid en gezondheid. Dat is jammer want we zien wel een trend dat er steeds vaker een zogenaamd bouwteam wordt samengesteld: een team waarin de architect, de opdrachtgever en de aannemer samen in een vroeg stadium van een project aan tafel zitten. Maar ‘onze’ architect gaf aan dat hij in het bouwteam nog nooit op gevaarlijke stoffen was aangesproken. Hij had overigens ook nog nooit een KAM-coördinator vanuit de aannemer zien aanschuiven.
Dat brengt ons bij de cruciale vraag: wat moeten we hier nu mee? Kunnen we van een architect verwachten dat die de wereld gaat verbeteren? Of moeten de andere partijen aan tafel eerst maar eens de hand in eigen boezem steken en gevaarlijke stoffen op de agenda zetten? Want het is de opdrachtgever die eindverantwoordelijk is, maar die in de praktijk zijn centen niet wil uitgeven aan duurdere, gezondere materialen. Als hij zich überhaupt al druk maakt om de gezondheid van de mensen die zijn wens gaan realiseren. Want dat doet de aannemer toch wel: zich druk maken om de gezondheid van zijn werknemers? Ik zou zeggen: blijkbaar niet. Want waar is vanuit de aannemer dan de aandacht voor veiligheid en gevaarlijke stoffen in het bouwteam? Laten we vooral veiligheid en gevaarlijke stoffen snel op de agenda zetten in het bouwteam, en dan op zo’n manier dat een architect er wat van opsteekt en zich bewust wordt van de mogelijkheden die het hem biedt. Maar niet om de verantwoordelijkheid af te schuiven op iemand die hier vanuit zijn opleiding de kennis nooit voor heeft gekregen.[1]
Overigens hebben we nog meer geleerd van het gesprek met de architect. Hij vroeg zich namelijk op zeker moment af of hij er dan niet gewoon vanuit kon gaan dat producten die op de Nederlandse markt ongevaarlijk zijn? Anders zouden ze toch nooit goedgekeurd zijn? Tja. Misschien moeten we inderdaad onze bronaanpak zelf eens op de tekentafel leggen. Want wat wij eigenlijk doen is heel bijzonder: we brengen naar hartenlust producten op de markt, werken er mee en komen er dan geregeld na jaren ineens achter dat dat product eigenlijk helemaal niet zo gezond is. Denk maar aan asbest, chroom-VI en kwartsstof. En misschien horen diesel, PUR en minerale wol straks ook wel in dit rijtje thuis.
We hebben in Hoofdstuk 4besproken hoe de oplosmiddelen succesvol uit verven en lakken werden gehaald. En toen bleek ineens dat de watergedragen verven best wel sensibiliserend waren. En heden ten dage stoppen wij onze verven vol met nanomaterialen.[2] Geweldig spul, werkt als een tierelier. Gezondheidseffecten op de lange termijn? Geen idee. Nog niet meer dan een vermoeden, tenminste. De vraag dringt zich op of we hebben geleerd van de oplosmiddelen. Of wordt nano straks het volgende nieuwe asbest?[3]
Waarom doen wij niet als in de farmaceutische industrie? Daar worden alle producten eerst getest op bijwerkingen en komen dan pas op de markt. O ja, dat zal wel weer iets te maken hebben met de prijs die dan astronomische waarden aanneemt. Maar daarmee is de vraag volgens ons niet minder gerechtvaardigd: wat mag de gezondheid van de bouwvakker ons kosten? En willen we die kosten vooraf betalen of liever weer achteraf?[4]
[1] In het verleden heeft Arbouw een informatiefoldertje over kwartsstof voor architecten uitgebracht. Ik heb deze aan onze architect laten zien, hij gaf aan hier weinig mee te kunnen. De in het foldertje voorgeschreven oplossingen kosten namelijk allemaal tijd en/of geld dat de opdrachtgever eerst beschikbaar moet stellen.
[2] Zie voor een uitvoeriger beschrijving Pieters bijdrage in Van Alphen (2015) pag. 95-97.
[3] Het informatieblad Gefabriceerde Nanomaterialen op de werkplek geeft een overzicht van hoe om te gaan met nanomaterialen op de werkplek. Bijvoorbeeld over de belangrijkste manieren van blootstelling: door inademing, huidcontact en inslikken. Ook bevat dit blad een overzicht van relevante EU-wetgeving, en adviezen voor werkgevers over preventie en manieren om blootstelling te beperken. Online beschikbaar op https://healthy-workplaces.eu/nl/tools-and-publications/publications/manufactured-nanomaterials-workplace
[4] Of, zoals Michel Baars van New Horizon het stelt: “Als je innoveert op basis van passie, dan ben je op tijd. Als je innoveert op basis van urgentie, dan ben je zeker te laat!”